Inleiding van antroposofische geneeskunde
Geschiedenis van antroposofische geneeskunde
Filosofie van antroposofische geneeskunde
De vier wezensdelen en de driegeleiding van de mens
Diagnostiek van antroposofische geneeskunde
Therapie van antroposofische geneeskunde
Kunstzinnige antroposofische therapieën
Geneesmiddelen van antroposofische geneeskunde
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
Allereerst moet worden gezegd, dat een antroposofische arts niet ten koste van alles tracht een zich ontwikkelende ziekte terug te dringen. Eveneens is het niet altijd verstandig een eenmaal uitgebroken ziekte zo snel mogelijk af te breken. Vaak ziet men, dat in een organisch ziekteproces datgene tot een oplossing komt, wat men in zijn zieleleven niet meer kan bewerkstelligen. Een ziekte is een poging van de mens weer in harmonie met zichzelf en met zijn omgeving te komen. Daarom moet iemand, op een goede manier begeleid, gelegenheid krijgen zijn ziekte door te maken.
In de antroposofische geneeskunde vormt het ziekteproces een zinvol onderdeel in de biografie van het individu. De taak van de arts is niet in de eerste plaats dit proces te couperen, maar veeleer de zieke te helpen er, in de echte zin van het woord, ‘beter’ van te worden. Een nieuwe, betere verhouding tot het eigen organisme, tot de levenspatronen (ziekte kan een beter incarneren tot gevolg hebben) kan van een goed doorgemaakte ziekte het gevolg zijn. Het voorgaande betekent niet, dat een antroposofische arts nooit allopathische middelen zal gebruiken. Hij zal deze middelen toepassen, wanneer het hem niet lukt met antroposofische middelen.
Dat het doormaken van een ziekte een herintegratie betekent op een hoger niveau, geldt speciaal voor de kinderziekten. De ziekte helpt het kind zijn ontwikkelingsweg op aarde te vinden. Het kind is, zoals we reeds eerder zagen, een individualiteit die reeds in vroegere incarnaties op aarde heeft geleefd. Het ‘ik’ verbindt zich met de lichamelijkheid die door de vader en de moeder bij de bevruchting is geschonken. Het kind erft een lichaam met zijn mogelijkheden en beperkingen.
Het blijkt vaak, dat de intenties van het ‘ik’ in dat geërfde lichaam weerstand ontmoeten, zodat het zich niet zo verwerkelijken kan als het zou willen. Kinderziekten zijn dan ook een uiting van de strijd tussen het ‘ik’ en het geërfde lichaam, om het lichaam als het ware om te vormen, om daarin beter te kunnen leven. Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk, dat een antroposofische arts kritisch staat ten opzichte van vaccinaties tegen kinderziekten en evenmin bij het optreden van deze ziekten de koorts op zich bestrijdt. Koorts is immers een reactie van het lichaam waarmee het zich tegen de infectie verdedigt en op deze wijze de harmonie tracht te herstellen. Koorts mag opgevat worden als uiting van verhoogde activiteit van het eigen individu, het ‘ik’.
Natuurlijk betekent het bovenstaande niet, dat de arts werkeloos toeziet hoe een ziekte zich manifesteert. Hij zal ernaar streven het evenwicht te herstellen of door complicaties bedreigde organen te beschermen. Het is daarbij belangrijk, dat men niet alleen afgaat op de uitwendige symptomen, daar bestrijding hiervan op de ene plaats verschijnselen elders oproept, maar ook afgaat op de werkelijke oorzaak, de ontwrichting der polariteiten. Daarbij moet men bedenken, dat de polariteit tussen bovenpool en onderpool bij de gezonde mens in evenwicht is en bij een zieke gestoord. Deze storing kan echter worden gecompenseerd. Zo kan een sclerotiserend proces vanuit de bovenpool worden opgeheven door een ontstekingsproces vanuit de onderpool. Uit het inzicht van de arts in deze processen moet hij zijn therapie destilleren. Hierbij staan hem twee geneesprincipes ten dienste. Ten eerste kan een proces in een van de wezensdelen tijdelijk worden overgenomen door een bepaalde behandeling, waardoor het wezensdeel in staat is zich te herstellen om daarna zijn taak op normale wijze over te nemen.
Het andere principe berust op het versterken of verzwakken van de intensiteit van de wezensdelen, waardoor de totale harmonie weer kan worden hersteld. Een behandelingsmethode die in staat is een proces in de mens over te nemen of te beïnvloeden, moet in nauwe relatie staan met de mens. De mens en de natuur zijn nauw verwant. Ze hebben zich in de loop der evolutie naast elkaar ontwikkeld en bevatten gelijksoortige processen. De antroposofische arts zal dus steeds zoeken naar analogieën tussen mens en natuur en hieruit inspiratie putten voor zijn behandeling. Vele mogelijkheden staan hem ten dienste.