Inleiding van antroposofische geneeskunde
Geschiedenis van antroposofische geneeskunde
Filosofie van antroposofische geneeskunde
De vier wezensdelen en de driegeleiding van de mens
Diagnostiek van antroposofische geneeskunde
Therapie van antroposofische geneeskunde
Kunstzinnige antroposofische therapieën
Geneesmiddelen van antroposofische geneeskunde
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
‘Der Mensch ist ein Wesen, das sich gliedert nach Leib, Seele und Geist. Eine wirkliche Medizin kann daher nur bestehen, wenn sie auch eindringt in eine Erkenntnis des Menschen nach Leib, Seele und Geist.’ Dit is kerngedachte van de geneeskunde zoals die door Rudolf Steiner is beschreven. Om een dergelijke geneeskunde te bedrijven, dient de arts naast zijn universitaire opleiding een persoonlijke scholingsweg te volgen, die hem in staat stelt de mens te waarderen in al zijn facetten. Deze scholing is gericht op het ontwikkelen van waarnemingsmogelijkheden, die buiten het bereik van onze normale zintuigen liggen. Het verkrijgen van een ‘tweede gezicht’, het opbouwen van bovenzintuiglijke waarneming, moet de geneeskundige in staat stellen naast de lichamelijkheid ook de ziels- en geestelijke aspecten van de mens te overzien. Wil men doordringen in wat achter de zintuiglijke waarneming is verborgen, dan moet men daarvoor een instrument vormen. Dat is mogelijk door het bewustzijn verder te ontwikkelen. Studie en meditatie zijn daarom een wezenlijk onderdeel van de beroepsuitoefening in de antroposofische geneeskunde.
Steiner heeft een geneesmethode ontwikkeld, die men een geesteswetenschappelijke menskunde zou kunnen noemen. Daarbij krijgen niet alleen de ziele- en geestesaspecten van de patiënt gepaste aandacht, maar komen ook de normaal waargenomen fysieke aspecten in een nieuw daglicht te staan. De geneeskunde zoals die door Steiner is beschreven, ziet de mens als een complex organisme, waaraan een aantal aspecten is te onderscheiden: het biologische aspect (levend lichaam), dat is samengesteld uit aangeboren en verworven eigenschappen, het psychologische aspect (ziel) met een belevende zielewereld, die invloed heeft op ziekte en gezondheid, het geestesaspect, het ik, met een zelfbewustzijn dat boven het biologische en psychologische uitgaat. De doelstelling van de antroposofische geneeskunde omvat dan ook het behandelen van een zieke op zowel biologisch, psychologisch als op geestelijk gebied. De diagnostiek zal dan ook niet beperkt zijn tot laboratorium- en röntgenonderzoek, maar zal primair afhankelijk zijn van het inzicht van de arts in de zieke in al zijn aspecten (lichaam, ziel en geest). Rudolf Steiner noemde dit ‘Intuitive Medizin’.
De arts dient naast een beeld van de mens tevens een beeld van de kosmos te hebben. Mens en kosmos verkeren in een voortdurende wisselwerking met elkaar. Wanneer het beeld van de mens door ziekte verandert, staat het beeld van de kosmos op de achtergrond om ons aanwijzingen te geven voor therapeutische mogelijkheden. Ook de evolutie van de mens staat in nauwe relatie met het ontstaan van het heelal. Door bestudering van deze relatie krijgt men een dieper inzicht in het wezen van de mens en de hem omringende natuurrijken.
Volgens Steiner bevindt alles zich in voortdurende ontwikkeling, ook onze planeet aarde. Deze doorloopt heden haar vierde ontwikkelingsstadium en heeft dus drie planetaire stadia achter de rug. Dit zijn de oude Saturnus-, de oude zonne- en de oude maantoestand. Opgemerkt dient te worden, dat deze benamingen niet direct te maken hebben met de huidige planeten van dezelfde naam. In de Saturnustoestand ontstond het fysiek lichaam van de mens met zijn zintuigorganen.
Het tweede ontwikkelingsstadium van de aarde werd gevormd door de zonnetoestand, waarin het fysiek lichaam het etherlichaam in zich opneemt. Hiermee werd het levenloze lichaam levend (biologisch). Sommige van de zintuigorganen veranderen in dit stadium in klieren en voortplantingsorganen. Tijdens de maantoestand werden het fysiek lichaam en het etherlichaam verrijkt met het astraallichaam (de ziel). Door de invloed van het astraallichaam op het fysiek-etherisch lichaam ontstond de aanleg van het zenuwstelsel. De wordende mens ontwikkelde tijdens het doorlopen van de drie planetaire toestanden tegelijkertijd een bewustzijn. In het Saturnusstadium had hij een trancebewustzijn (mineraal), in het zonnestadium een slaapbewustzijn (plant) en in het maanstadium een droombewustzijn (dier). De mens ontwikkelt het zelfbewustzijn pas in de aardetoestand. Het ‘ik’, dat het fysiek, ether- en astraallichaam doordringt en superviseert, doet ook op de aarde zijn intrede.