Inleiding van antroposofische geneeskunde
Geschiedenis van antroposofische geneeskunde
Filosofie van antroposofische geneeskunde
De vier wezensdelen en de driegeleiding van de mens
Diagnostiek van antroposofische geneeskunde
Therapie van antroposofische geneeskunde
Kunstzinnige antroposofische therapieën
Geneesmiddelen van antroposofische geneeskunde
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
Fysiek lichaam: mineraal, dood, chemisch-fysische eigenschappen, Saturnustoestand, aarde.
Etherisch lichaam: plant, slaap, levend, vorm, biologisch, zonnetoestand, water.
Astraallichaam: dier, dromen, bewustzijn, psychologisch, ziel, maantoestand, lucht.
IK-organisatie: mens, zelfbewustzijn, biografisch, geestelijk, aardetoestand, vuur.
Op ieder lichaam werken de wetten van dat specifieke gebied. De lichamen doordringen elkaar en beïnvloeden elkaar in iedere vorm en in ieder proces. Naast de analogieën met het mineralen-, planten- en dierenrijk, worden deze vier geledingen ook vaak vergeleken met respectievelijk het dode lichaam dat neigt naar verval, het slapende lichaam, het dromende lichaam en ten slotte het lichaam dat zichzelf bewust is. Zoals reeds uiteengezet, wordt de evolutie van de mens gerelateerd aan de vier stadia waarin de aarde is ontstaan. Hiermee in verband staan ook de vier oerelementen, respectievelijk vuur, lucht, water en aarde. Het samenspel tussen de vier wezensdelen is de basis van het begrip van gezondheid en ziekte in de antroposofische geneeskunde.
Naast de vierledige organisatie van de mens beschrijft Steiner een driegeleding van het menselijk organisme. De drieledige en vierledige organisatie spreken elkaar niet tegen, maar gaan van verschillende beginpunten uit. Ze vullen elkaar aan. Bij de driegeleding maakt men onderscheid tussen bovenpool, onderpool en middengebied.
Het zenuw-zintuigsysteem is de drager van zintuiglijke waarnemingen en van het denken voorstellingsleven. Dit stelsel is geconcentreerd in het hoofd van de mens (de bovenpool). Het stofwisseling-ledematensysteem is de fysiologische basis voor het wilsleven. Het centrum van dit systeem ligt onder het middenrif (de onderpool). Het ritmische systeem herbergt het gevoelsleven. Het ligt tussen beide eerdergenoemde systemen in en omvat het circulatie- en ademhalingssysteem (hart en longen). Het is het midden.
De driegeleding van de mens
Bovenpool: zenuw-zintuigsysteem, hoofd, hersenen, rust, passiviteit, bewust-zijn, denken, afbrekend, ziekmakende tendens.
Onderpool: stofwisseling-ledematensysteem, darmen, spieren, ledematen, beweging, activiteit, onbewuste, vitaliteit.
Middengebied: ritmische systeem, ademhaling, bloedsomloop. De functies van de boven- en onderpool uiten zich in dit systeem. Rust en beweging worden hier geharmoniseerd tot ritme. In dit gebied blijkt het evenwicht tussen vitaliteitskrachten van de onderpool en de naar afsterving neigende bovenpool.
Er dienen twee dingen opgemerkt te worden. Bij de driegeleding van het organisme gaat het niet in de eerste plaats om de indeling van de organen bij een van de systemen. Het belang van de systemen ligt veel meer in de processen die eraan ten grondslag liggen. Ten tweede dient te worden opgemerkt dat de mens op grond van de driedeling niet zonder meer verdeeld mag worden in boven-, onder- en middenpool. Zowel het zenuw-zintuigsysteem als het stofwisseling-ledematensysteem en het ritmische systeem zijn overal in het lichaam aanwezig.
Uit de driegeleding van het menselijk organisme resulteert een polariteit. De beide tegenpolen zijn: zenuw-zintuigsysteem (bovenpool) en stofwisseling-ledematensysteem (onderpool). Niet alleen hun lokalisatie is ruimtelijk gescheiden, ook hun processen verlopen tegengesteld. In het zenuw-zintuigsysteemtelsel heerst een afbrekende, verhardende tendens. De zenuwcellen van de hersenen verliezen vroeg hun delingsvermogen. Er is rust en stilte en daardoor een meer afbrekende neiging. In dit stelsel is het bewustzijn gehuisvest. Het stofwisseling-ledematensysteem daarentegen is opbouwend. Het is actief en regelt de groei- en de vitaliteitskrachten. Stofwisseling, uitscheiding, celdeling en opbouw van het organisme zijn de heersende impulsen.
Tussen de polariteit van enerzijds opbouw, vitaliteit en leven onder het diafragma en anderzijds afbraak, verstarring en bewustzijn met als centrum het hoofd, is het ritmische systeem geschakeld. Elk proces in bovendeel of onderdeel van de mens roept een parallelproces op in het ritmische systeem. Leven (stofwisseling-ledematensysteem) en bewustzijn (zenuw-zintuigsysteem) verkeren zo in een voortdurend evenwicht, dat zich afspiegelt in het middengebied.