Inleiding van antroposofische geneeskunde
Geschiedenis van antroposofische geneeskunde
Filosofie van antroposofische geneeskunde
De vier wezensdelen en de driegeleiding van de mens
Diagnostiek van antroposofische geneeskunde
Therapie van antroposofische geneeskunde
Kunstzinnige antroposofische therapieën
Geneesmiddelen van antroposofische geneeskunde
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
In het astraallichaam leven de kwaliteiten van het willen, voelen en denken. Ze zijn uitdrukking van de drie facetten van de ziel en corresponderen met de drie gebieden van de menselijke cultuur, religie, kunst en wetenschap. De religie heeft te maken met de relatie van onze wil en de goddelijke wil. De wetenschap is gelieerd met het denken, en de kunst hangt nauw samen met de voelende mensenziel.
Godsdienst, kunst en wetenschap hebben echter in de loop der ontwikkeling hun onderlinge verhoudingen grondig gewijzigd. Het religieuze leven doordrong vroeger het bestaan van de mens. Tegenwoordig heerst de geest der wetenschap met de analyserende krachten van het verstand. De hersenen en de zenuwen beheersen onze tijd. Het ontbreken van het middengebied heeft tot gevolg, dat de beide polen, het denken en het willen, zich te eenzijdig ontwikkelen. Kunstzinnige bezigheden (gevoel) echter heffen de steeds meer verdorrende krachten in de mens op en kunnen daardoor tot geneesmiddel worden tegen de eenzijdige verstandelijke krachten van het hoofd. Elke kunstzinnige bezigheid geeft aanleiding tot een levende en gezonde verbinding van waarnemen, voelen, en willen en werkt door in de fysiologie van het organisme. Kunstzinnige therapieën nemen dan ook een belangrijke plaats in in de antroposofische geneeskunde.
Hierbij maakt men gebruik van kleuren en vormen en hun relaties met gevoelskwaliteiten. Om deze optimaal te benutten heeft men speciale technieken van schilderen ontwikkeld. Men schildert met waterverf op een natte achtergrond, zodat het kleuren- en vormenspel beter tot uitdrukking komt.
Het boetseren wekt het vermogen vanuit de wil in de ledematen in te grijpen en de voorstelling tot in de stof uit te drukken. Het is geïndiceerd bij concentratiestoornissen, nervositeit en duizeligheid.
Steiner zegt: men houdt kunstzinnig spreken tegenwoordig meestal voor mislukt idealisme. Hij wijst erop, dat we ons meer bewust moeten zijn van de kunstzinnige mogelijkheden van de spraak. Wezenskenmerken komen in de spraak van een mens tot uiting. Therapeutisch omgaan met deze spraak kan mensen helpen een betere harmonie in zichzelf te verwezenlijken.
Steiner heeft deze therapie omstreeks 1912 bekendgemaakt. Hij noemde het ‘zichtbare spraak’. Euritmie is een antwoord op de bewegingsverarming in onze tijd. De oergebaren van zaaien met de hand en maaien met de zeis zijn verdwenen. De ritmische bewegingen van de ambachtsman zijn vervangen door de mechanische bewegingen van de machine. We verplaatsen ons gemotoriseerd en onze dansen zijn niet meer een uiting van kosmische wetmatigheden. De euritmie is een leidraad om terug te keren naar het wezen van de beweging. Zij maakt hierbij gebruik van de taal en de muziek, want taal en muziek zijn zelf beweging, ze komen voort uit dezelfde oerbron als elke andere beweging. Kern van deze bewegingskunst is de mogelijkheid de elementen van de taal, zoals klanken, tonen, ritmen, kleuren en motieven, in de beweging van de ledematen zichtbaar te maken. Bewegingen die we voortdurend maken als we spreken, maar die onzichtbaar zijn omdat ze zich in ons strottenhoofd afspelen, worden door de bewegende taal van de euritmie zichtbaar gemaakt.
De bewegingsvormen in de euritmie hebben dan ook de wetmatigheden van de spraak. Zij stemmen overeen met fysiologische processen in ons lichaam en kunnen daardoor ordenend en genezend op het lichaam inwerken. Zo wordt de ‘A’ geoefend door, rechtopstaand, de armen te spreiden om de wereld in een warm gebaar in zich op te nemen. Door het bewust hanteren van klankgebaren en klankritmen kan men door een soort resonantieproces inwerken op het zieke organisme.
De werking van ritmische massage berust op het verbinden en losmaken van de wezensdelen. De masseur heeft als het ware het evenwicht der vier wezensdelen in de hand. De anatomie is het uitgangspunt, maar dit kan worden uitgebreid tot de geesteswetenschappelijk georiënteerde anatomie. Het is dus niet een techniek die door schema’s geleerd kan worden, maar het is het doorzien van het samenspel tussen de wezensdelen. De antroposofische massage wordt meestal aangeduid met ritmische massage, omdat alle bewegingen in een streng volgehouden ritme verlopen. Hierdoor wordt in deze therapievorm een sterk appèl gedaan op het ritmische systeem (middenpool), dat harmoniserend werkt op boven- en onderpool. Men kent in de antroposofische geneeskunde ook massage gericht op een bepaald orgaan (hart, milt, lever, nieren). De huid boven het desbetreffende orgaan wordt dan gemasseerd met een bepaalde olie of plantenextract.
Al het etherische werkt in de eerste plaats op de waterhuishouding in de mens en al het waterige op het etherlichaam. Ook het water van de zee, een meer en een bron is doordrongen van het etherlichaam van de aarde. Hierop berust ook de werking van water als therapievorm. Toepassingen zijn: natuurlijk baden en baden met toevoeging van bepaalde stoffen zoals rozemarijnolie of lavendelolie. Ook maakt men bij de antroposofische hydrotherapie met de hand ritmische bewegingen in het water. Wanneer deze bewegingen de lichaamsvormen volgen, is dit stimulerend voor het etherlichaam. Het lemniscatenbad, waarbij bewegingen in lemniscaatvorm worden gemaakt, werkt harmoniserend en heeft een versterkte invloed van het ik op de wezensdelen tot gevolg. Behalve genoemde baden treft men de volgende watertoepassingen aan: kompressen, wikkels, deelbaden, borstelbaden (zie hoofdstuk Kuuroorden/hydrotherapie).
De warmte staat in nauwe relatie met het ‘ik’. Men moet streven naar een harmonisatie van de bloedsomloop om geen verstoring van de polariteiten tussen boven- en onderpool te krijgen. Zo kunnen koude voeten (onderpool) de oorzaak zijn van hoofdpijn of slapeloosheid (bovenpool). In zo’n geval geeft men warm-koud-wisselbaden (een minuut 45°C, halve minuut 15°C). De werking kan versterkt worden door toevoeging van bepaalde stoffen (bijvoorbeeld kopersulfaat).
Een andere toepassing van warmte vindt men in de sauna en in het heteluchtbad. De sterkste warmtewerking verkrijgt men met het oververwarmingsbad volgens Schlenz en Lampert. De lichaamstemperatuur wordt daarbij tot 40°C opgevoerd. Het is begrijpelijk, dat dit onder deskundige leiding dient te geschieden. Indicaties hiervoor zijn met name vastgelopen chronische ziekten, die niet meer reageren op andere therapieën.
De gevoeligheid voor lucht en licht is afhankelijk van de binding tussen astraallichaam en fysiek lichaam. Naarmate deze klimatologische varianten in sterkte wisselen, moet het lichaam zich aanpassen. Elke plaats heeft zijn eigen klimatologische omstandigheden. In het algemeen kan worden gezegd, dat mensen met acute aandoeningen zich het best voelen in middelhoge streken en bij binnenmeren, terwijl chronische patiënten meer gebaat zijn bij een prikkelklimaat (hooggebergten). Toepassing van deze behandelingswijzen vindt men in de kuuroorden.
De antroposofische voeding is vooral uitgewerkt door R. Hauschka. Een drietal kenmerken wordt hier genoemd: a. Men gebruikt geen dierlijk voedsel, omdat het dier de vormkrachten (= etherische krachten) van de plant grotendeels heeft afgebroken. Het menselijk lichaam ontmoet daardoor te weinig weerstand om de etherische krachten af te breken, waardoor aan het ik en het astraallichaam de kans ontnomen wordt de eigen vormkrachten op te bouwen. Voedsel wordt dus niet gezien als substantie, materie, maar met voedsel neemt men de levenskracht tot zich. Men assimileert de
vormkracht die in de plant, eventueel het dier, is samengetrokken. b. Men maakt de keuze voor plantaardige voeding. Daarbij verkiest men de producten die volgens biologisch-dynamische landbouwmethoden zijn gekweekt. Dat houdt in dat men behalve met de biologische landbouwmethoden bij het verbouwen van producten ook rekening houdt met de stand van hemellichamen tijdens zaaien, planten, bemesten en oogsten. c. De verschillende delen van de plant (voedsel) brengt men in relatie met het drieledige mensbeeld. De bloem van de plant is het stofwisselingsgebied en is derhalve analoog aan de onderpool. Het wortelstelsel leeft in de donkere, koele aarde en komt overeen met de bovenpool. En het middengebied van de mens vindt zijn uitdrukking in de veelal ritmisch gelede stengel met blad. Met de voeding kan men dus de ene of de andere pool benadrukken en zo een therapeutisch effect initiëren.
Men maakt onderscheid tussen twee groepen voedingsstoffen:
1. voedingsstoffen die meer in verbinding staan met kosmische krachten (water, honing, melk, vruchten). Deze voedingsmiddelen bestaan als het ware uit geconcentreerde zonne-energie. Deze voedingsstoffen horen meer bij de geestelijke gerichtheid van de mens;
2. voedingsmiddelen die meer in verbinding staan met aardse krachten (incarnerende voeding) zijn: graan, groenten, zout en andere. Deze horen meer bij het incarnatieproces op aarde. Kosmische voeding dient met mate te worden gebruikt, de incarnerende voeding is de hoofdzaak.
De grondgedachten van de antroposofisch georiënteerde psychotherapie zijn geformuleerd door Steiner en verder ontwikkeld door onder meer prof. Lievegoed. De therapeut gaat uit van het vierledig mensbeeld en de driegeleding van het menselijk organisme zoals dat eerder werd beschreven. Ook de begrippen karma en reïncarnatie hebben een plaats in de benadering van de cliënt De cliënt hoeft dit mensbeeld overigens niet te delen. In de therapeutische ontmoeting gaat het erom de blokkades bij de cliënt weer stromend te krijgen. Dit kan worden bereikt door zelfkennis te ontwikkelen. Hierdoor kan een verdiepte betrokkenheid op het leven ontstaan.
De therapeut probeert verder de cliënt te helpen los te komen van het persoonlijke en de problematiek in groter verband te plaatsen. Er is geen uitgesproken antroposofische methode. Men sluit aan bij gangbare stromingen als psychoanalyse, client-centered therapy, gedragstherapie, systeemtherapie, psychosynthese en groepstherapie. Binnen de antroposofische psychotherapieën hecht men veel waarde aan de eigen scholingsweg van de therapeut, zowel op antroposofisch als op regulier psychotherapeutisch gebied.