De vijf elementen van acupunctuur
Ziekteoorzaken en de vijf elementen van acupunctuur
Instrumenten die gebruikt worden bij acupunctuur
Schadelijke effecten en indicaties acupunctuur
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
De levensenergie loopt in bepaalde banen over het lichaam. Deze banen worden meridianen genoemd. De meridianen lopen als lange strepen (meestal vlak onder de huid) over hoofd, romp en ledematen. Men onderscheidt aan beide kanten van het lichaam twaalf hoofdmeridianen waarvan er zes, de yin-meridianen, in relatie staan met de zes yin-organen (hart, longen, lever, milt, nier en meester van het hart).
De zes yang-meridianen corresponderen met de bijbehorende yang-organen (dikke darm, maag, dunne darm, urineblaas, galblaas en drievoudige verwarmer). Iedere meridiaan begint of eindigt aan een hand of een voet; het eindpunt van de ene ligt vlak bij het beginpunt van de andere.
Zo kan de levensenergie als een constante stroom door het lichaam vloeien. In vierentwintig uur heeft de levensenergie alle meridianen doorlopen. Elk van de twaalf meridianen is gedurende ongeveer twee uur van het etmaal in een optimale energetische situatie. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij therapie en diagnose.
Meridianen aan de binnenkant van armen en benen hebben een yin-karakter, die op de buitenkant een yang-karakter. Die aan de voorkant van de romp hebben een yin-karakter, die aan de achterkant hebben een yang-karakter.
Naast de twaalf gepaarde hoofdmeridianen worden twee ongepaarde meridianen beschreven. Dit zijn de conceptiemeridiaan en de gouverneurmeridiaan. Deze banen lopen vanaf het stuitbeen, respectievelijk over de voor- en achterkant van het lichaam naar respectievelijk de onder- en de bovenlip over de meridiaanlijn.
Verder onderscheidt men nog op elke lichaamshelft zes extra of wondermeridianen. Deze werken regulerend wanneer er in de hoofdmeridianen storingen optreden. (De conceptiemeridiaan en gouverneurmeridiaan zijn ook extra meridianen, dus zijn er in totaal acht). Het meridiaanstelsel zou volgens sommigen in directe relatie staan met het zenuwstelsel. Anderen ontkennen dit.
Op de meridianen liggen punten, variërend in aantal. Zo liggen er op de hartmeridiaan negen punten en op de maagmeridiaan vijfenveertig. Om ze te onthouden gaf men de punten namen en later nummers. In de literatuur zijn ongeveer negenhonderdvijftig punten beschreven. Door onderzoek wordt dit aantal voortdurend uitgebreid.
De punten zijn ongeveer twee millimeter in doorsnede. Ze liggen op uiteenlopende diepte onder de huid, meestal in de subcutis op 0,2 tot 0,5 centimeter onder het huidoppervlak. Men kan de acupunctuurpunten op twee manieren gebruiken, namelijk voor de diagnose en voor de therapie.
Diagnostisch kan een punt belangrijk zijn wanneer de patiënt een specifieke pijnlijke plaats aanwijst, die correspondeert met een inwendig orgaan. In andere gevallen kan actieve druk op de voor de acupuncturist bekende punten pijnlijk zijn en wijzen in de richting van de diagnose.
Therapeutisch zijn de punten van belang in verband met het toe- of afvoeren van energie. Het zijn de toegangspoorten tot de levensenergie. Sommige auteurs vermelden dat de desbetreffende punten in de meeste gevallen palpabel zijn. Voor de geoefende vingers is in de subcutis een minuscuul fibro-elastisch knobbeltje voelbaar, of in de spier een harde plek (Mann, 1972).
Sommige acupuncturisten maken gebruik van een zogenaamde puntzoeker. Dit is een instrument dat de elektrische huidweerstand meet. De weerstand boven de acupunctuurpunten zou lager zijn dan die van de omgeving. Dit verschil wordt de acupuncturist duidelijk gemaakt doordat er een lampje gaat branden of doordat een pieptoon hoorbaar is. Een bezwaar van een puntzoeker is dat de weerstand tijdens het meten varieert met de op de huid uitgeoefende druk. De betrouwbaarheid van de puntzoeker staat sterk ter discussie.
Door behandeling van acupunctuurpunten kan de acupuncturist de functie van de organen beïnvloeden. De meest belangrijke punten voor de behandeling bevinden zich op armen en benen, respectievelijk tussen de vingers en de elleboog en tussen de tenen en de knie. Dat zijn de zogenaamde klassieke punten. Aan een aantal van deze punten wordt een remmende (sederingspunten), aan andere een stimulerende (toniseringspunten) toegekend.
Voor diagnostiek en behandeling van organen zijn de alarmpunten (Mo-punten) op borst en buik en de transportpunten (Shu-punten) op de rug van belang. Drukpijnlijkheid van die punten wijst op een disfunctie van het bijbehorend orgaan. Behandeling van het punt heeft vaak direct effect. De acupunctuurpunten komen zowel bij mensen als bij dieren voor. Er bestaan evenals bij de mens specifieke plaatsen bij het dier die bij stimulatie (toevoer van energie) of sedatie (afvoer van energie) het ziekteproces kunnen beïnvloeden.