Geschiedenis van neutraaltherapie
Filosofie van neutraaltherapie
Diagnostiek van neutraaltherapie
Geneesmiddelen van neutraaltherapie
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
Schleich maakte in 1892 tijdens een chirurgencongres melding van zijn ‘Infiltrations-Anästhesie’. Hij spoot 0,1 tot 0,2 pcts. cocaïneoplossingen in ter behandeling van lumbago, schouderreuma en intercostaalneuralgie. Zijn ideeën werden echter niet geaccepteerd door de toenmalige medische stand. In 1905 werd door Einhorn het procaïne gesynthetiseerd. Het was het eerste bruikbare locaal anaestheticum dat niet de bijwerkingen had van cocaïne. Spiess (1906) onderkende dat wonden en ontstekingsprocessen na het toepassen van anesthesie sneller en met minder complicaties genezen. Hij concludeerde daaruit, dat pijn bij het totstandkomen van ontstekingsprocessen een oorzakelijke betekenis heeft. Een aantal jaren later adviseerde Braun (1910) een procaïne-injectie in de uittredeplaats van de zenuw te geven bij trigeminus-neuralgie en Härtel (1912) gaf procaïne-injecties in het ganglion Gasseri en in de nervus ischiadicus. Leriche (l920 en later) behandelde patiënten met diverse klachten door novocaïne te spuiten om de arteria temporalis en in het ganglion stellatum.
In 1925 werd de basis gelegd voor de huidige neuraaltherapie. De Düsseldorfse arts Ferdinand Huneke (1891-1966) behandelde op advies van een collega zijn zuster, die last had van zware migraineaanvallen, met atofanyl. Hij bracht dit middel intraveneus in tijdens een aanval en zag tot zijn grote verrassing, dat de migraine met alle daarmee gepaard gaande verschijnselen plotseling verdween. Samen met zijn broer Walter (1898- 1976), die ook arts was, ontdekte Ferdinand Huneke wat de achtergrond was van de wonderlijke genezing. Atofanyl werd in twee vormen gefabriceerd, één voor intraveneuze injecties en één voor intramusculaire injecties. De laatstgenoemde injecties waren pijnloos vanwege het toegevoegde procaïne. F. Huneke had bij vergissing het preparaat waaraan procaïne was toegevoegd, intraveneus toegediend. Dit zou gevaarlijk zijn in verband met mogelijke hersenverlammingen. De gebroeders Huneke concludeerden uit de merkwaardige ervaring, dat procaïne blijkbaar de genezende substantie was. Ze pasten daarna deze procaïnetherapie toe op meer patiënten. Tijdens een van deze behandelingen spoot Ferdinand Huneke bij een patiënte met hoofdpijn met slechte vaten het procaïne bij ongeluk naast het vat. Ook nu verdween plotseling de hoofdpijn, terwijl het procaïne niet kon zijn opgenomen door de bloedbaan. Ook Walter Huneke had dergelijke ervaringen. Hij had snelle genezingen van duizeligheid, gehoorstoornissen, slapeloosheid en Jackson-epilepsie gezien door injecties met procaïne in de musculus deltoideus. In 1928 gaven de beide Hunekes een boek uit, waarin ze melding van hun bevindingen maakten.
De titel van het boek luidde: Unbekannte Fernwirkungen der Lokalanästhesie. Inmiddels werd geen zuiver procaïne meer gebruikt, maar behandelde men de patiënten met impletol. Dat is procaïne waaraan coffeïne is toegevoegd. Het zou minder complicaties geven dan procaïne. De behandelingen met impletol werden in de jaren dertig aangeduid met ‘Heilanästhesie’. Kibler gaf de voorkeur aan de benaming segmenttherapie. Men paste het impletol toe bij verschillende aandoeningen op de plaats waar de verschijnselen zich manifesteerden. Dit is dus een zuiver symptomatische benaderingswijze. Verschillende disfuncties konden vanaf het lichaamsoppervlak via de reflexzones en de segmentaal georganiseerde innervatie gunstig worden beïnvloed. Aandoeningen als reuma, ischias, hardhorendheid, eczeem, angina pectoris, astma, maaglijden en galklachten reageerden bijzonder positief op deze behandeling.
In 1940 behandelde Ferdinand Huneke een vrouw met kapselartritis aan het rechter schoudergewricht, die tot dan toe op geen enkele therapie had gereageerd. Op grond van de toen geldende inzichten dat een ‘focus’ bacteriën en toxinen in de bloedbaan brengt en mogelijk pijnklachten veroorzaakt, waren haar amandelen en de meeste tanden en kiezen verwijderd. Men was nu van plan haar linker onderbeen te amputeren, daar dit ook een mogelijk focus zou zijn. Patiënte had vijfendertig jaar geleden osteomyelitis aan dit been gehad. Huneke spoot impletol intraveneus (aan de zieke kant), bracht kwaddels aan om het schoudergewricht en in het ganglion stellatum. Hoewel dit vaak resultaat had gehad, werkte Huneke’s therapie bij deze vrouw niet. Na een paar weken kwam de patiënte terug. Het oude osteomyelitislitteken op het linker onderbeen was sterk ontstoken en zeer pijnlijk. Huneke behandelde dit door om de ontsteking impletol in te spuiten. In één klap waren de klachten aan de schouder verdwenen en de patiënte kon haar arm bewegen zonder pijn. Dit resultaat bleef aanhouden. Deze ervaring noemde Huneke het ‘Sekundenphänomen’. Het was duidelijk dat deze bliksemsnelle genezing op zo’n grote afstand van de plaats van behandeling alleen maar via het zenuwstelsel kon plaatsvinden. Het nervale stoorveld kan de oorzaak zijn van verschillende aandoeningen. Dit was de conclusie van Huneke.
Het opwekken van het Sekundenphänomen door het elimineren van een focus en de behandeling met impletol volgens de verschillende lichaamssegmenten en de achterliggende ideeën staan bekend als de ‘Neuraaltherapie volgens Huneke’. Er is veel tegenstand geweest vanuit de reguliere geneeskunde. Dit was voor een deel ook te wijten aan de ontactische presentatie door Ferdinand Huneke. Vele ideeën van de beide broers zijn inmiddels echter stilzwijgend geaccepteerd in de officiële geneeskunde. In Nederland passen de meeste natuurartsen deze therapie toe naast andere behandelingsmogelijkheden. Sinds 1968 is er een Nederlandse Vereniging voor Neuraaltherapie (tot 1991 samen met de Belgische artsen voor neuraaltherapie). Deze vereniging organiseert een opleiding neuraaltherapie. De grote inspiratie voor deze therapie in Nederland is de Roermondse arts Harry Lamers. Ook in de reguliere geneeskunde in Nederland worden de ideeën van Huneke, vaak onder een andere naam (lokaalanesthesie volgens Spiess, Schleich; regionale punttherapie; neuroregulatoire sympathicustherapie van Leriche; neurotopische therapie), regelmatig toegepast. In principe kan iedere huisarts deze therapie, na enige kennis en oefening, toepassen. Injectie in één van de ganglia vereist een hogere graad van vaardigheid.