De diagnostiek waarde van het Sekundephänomen
Van der Hoeven (1958) geeft in zijn boek Van arts tot arts een voorbeeld van de diagnostische waarde van het Sekundenphänomen. ‘Een vrouw moest de spreekkamer worden binnengedragen, omdat iedere beweging van rug en heupen haar heftige pijnen veroorzaakte. Nauwkeurig onderzoek bracht aan het licht: een chronische adnexitis. Met parametrale injecties van 0,5 cc impletol trad terstond algehele pijnloosheid in en de vrouw kon wandelen. De radicaalbehandeling van chronische adnexitis bracht hier een blijvende genezing.’ Men kan dus met behulp van een eenvoudige injectie met impletol uitmaken of een bepaalde haard verband houdt met een bepaalde aandoening of niet. Reageert de aandoening positief op de injectie van de haard met impletol, dan weet men dat er een verband bestaat tussen het stoorveld en de aandoening. Bij de diagnosestelling in de neuraaltherapie is de medewerking van de patiënt van groot belang. In het bijzonder bij het zoeken naar mogelijke stoorvelden is de opmerkzaamheid van de patiënt onmisbaar. Tijdens de anamnese moet de neuraaltherapeut geïnformeerd raken over vroegere operaties, ongelukken, doorgemaakte ziekten, littekens en de verdere gebruikelijke anamnese- gegevens. Het onderzoek naar stoorvelden dient vooral te zijn gericht op het hoofdhalsgebied.
Tonsillen. Alleen de inspectie kan geen uitsluitsel geven over de rol van de amandelen in de pathogenese. Door een weinig impletol in te spuiten, kan men echter nagaan of de tonsillen een oorzakelijke relatie hebben met het ziektegebeuren. Wanneer de ziekte niet reageert op het impletol, kan men de patiënt een tonsillectomie besparen. Het verwijderen van de amandelen zonder duidelijke indicatie is niet gewenst, daar het uitpellen van de amandelen aanleiding geeft tot het ontstaan van storingsvelden. Het injecteren met impletol heeft het voordeel, dat de behandeling een aantal keren kan worden herhaald en dat het regelsysteem wordt geharmoniseerd. Gaat men toch over tot tonsillectomie, dan verdient het aanbeveling na de operatie het verse litteken met procaïne te injecteren (twee tot driemaal om de acht dagen). Dit om te voorkomen dat er een stoorveld ontstaat.
Gebit. Tanden en kiezen vormen samen met de tonsillen de meest voorkomende stoorvelden. Alleen inspectie van het gebit geeft geen goede indruk over de aanwezigheid van mogelijke haarden. Ook de beoordeling van de tandarts op basis van röntgenfoto’s is meestal niet toereikend. Afgestorven elementen, carieuze elementen en stifttanden zijn potentiële haarden. Ook elementen die een kroon hebben, dienen als potentieel stoorveld te worden gezien. Eveneens kunnen infectieuze veranderingen rondom de elementen, osteomyelitische haarden, overbelaste tanden, paradentale affolliculaire cysten, gingivitis, stomatitis, wortelresten, vreemde lichamen en paradontosen als stoorveld optreden.
Met behulp van het Sekundenphänomen kan worden getest of een bepaalde haard in verband staat met een bepaalde aandoening. Blijkt dat het Sekundenphänomen optreedt, dan is het zinvol dit element te laten saneren. Alle verdachte elementen dienen in één zitting te worden onderzocht. Naast de tonsillen en de gebitselementen kan in principe elk ander gedeelte van het lichaam als stoorveld optreden. Wat betreft het gedeelte van de segmenttherapie houdt de diagnostische fase in: het onderzoek van de lichaamssegmenten. Head beperkte zich tot de dermatomen, Mackenzie tot de myotomen, Leube en Dicke tot de bindweefselzones. De neuraaltherapie concentreert zich op al deze lagen. Zowel de huid, de spieren, de bindweefselgebieden als de periostgebieden worden onderzocht om na te gaan of bepaalde segmenten zich onderscheiden van andere. Wanneer dit het geval is, kan men mogelijk door procaïne-injecties in het aangedane segment de klachten van de patiënt opheffen. Voor het onderzoek van de verschillende weefsellagen is een groot aantal technieken ontwikkeld. Het voert te ver deze in dit bestek te bespreken.