(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
In het wereldbeeld van het hindoeïsme en daarmee ook van de ayurveda hangt in de kosmos alles met alles samen. Elk onderdeel, hoe klein ook, maakt deel uit van een groot dynamisch geheel. De gehele kosmos is opgebouwd uit vijf elementen. Het wezen van de mens is de verbinding van de ziel met deze vijf elementen. Deze elementen vormen derhalve de grondslag van het leven. De vijf elementen zijn akasha (ether), vayu (lucht), agni (vuur), jala (water), en prthivi (aarde). Niet alleen ons lichaam maar ook het voedsel dat we eten, de lucht die we inademen, het gehele universum is uit deze elementen opgebouwd. Zo heeft urine als overheersende elementen water en vuur, ontlasting het element aarde, en in menstruatiebloed overheerst het element vuur. In het oor overheerst het element ether, in het oog vuur en in de tong water. Het is echter van belang te vermelden dat wanneer een bepaald element overheerst, dit niet betekent dat er geen andere elementen zijn. Deze zijn steeds ook aanwezig maar minder dominerend. De elementen worden dus nooit in zuivere vorm aangetroffen. Het zijn altijd samenstellingen in verschillende verhoudingen.
In de ayurveda maakt men bij het beschrijven van fysiologie en pathologie van dier, plant en mens gebruik van drie abstracte begrippen: vata (wind), pitta (gal) en kapha (slijm). Deze begrippen worden de drie dosha’s genoemd en gezamenlijk aangeduid als tridosha. De drie dosha’s vertegenwoordigen de volgende functies: vata, de beweging (zenuwfuncties en motoriek), pitta, de transformatie (metabole functies) en kapha, de cohesie (weefsels en gewrichten).
De drie dosha’s zijn aanwezig op het niveau van cellen, weefsels, organen, het totale lichaam alsook op het niveau van de mens in relatie tot zijn omgeving. Een evenwicht tussen de drie dosha’s is bepalend voor gezondheid. Wanneer een van de drie functies overheerst ontstaat een stoornis in de gezondheid. Een lang aanhoudende stoornis leidt tot ziekte. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen lichamelijke en geestelijke ziekten. Ontregeling van de dosha’s met de heelheid van de natuur wordt veroorzaakt door verkeerde leefgewoonten, verkeerde voeding, natuurlijke invloeden (seizoen, tijd van de dag), leeftijd, veroudering en een verbroken relatie. Elk van de drie dosha’s is verbonden met de vijf elementen.
Vata ontstaat uit de elementen lucht en ether, pitta uit vuur en aarde, kapha uit aarde en water. De betekenis van vata, pitta en kapha voor de geneeskunde kan als volgt worden samengevat:
Vata. De kwaliteit van vata is overwegend droog, ruw, beweeglijk en hard. Vata leidt de andere dosha’s. In het lichaam activeert vata de motoriek, de zintuigen, het centrale zenuwstelsel en de ademhaling. Het reguleert de beweging, het transport en de communicatie in het lichaam. Bij een evenwichtige vata geeft het aanleiding tot een optimale vorming van de lichaamsweefsels, een normale eliminatie, sterke immuniteit en een goede slaap.
Pitta. De kwaliteit van pitta is overwegend heet, scherp, vloeibaar en zuur. Pitta beheerst onder meer de spijsvertering, de stofwisseling, het gezichtsvermogen en het intellect. Een evenwichtige pitta geeft een goede vertering, een goede warmtebalans en een goede intelligentie.
Kapha. De kwaliteit van kapha is overwegend koud, zwaar, langzaam en vettig. Kapha vormt structuur, stevigheid, kracht, vitaliteit en bevordert effectiviteit, moed, geestelijke stabiliteit en sterke gewrichten.
Het lichaam is opgebouwd uit verschillende lichaamsweefsels of dhatu’s. In het spijsverteringsproces onderscheidt men een aantal hiërarchische stappen. Na het kauwen, de vertering in de maag en opname in de darmen, wordt voeding omgezet in lichaamsweefsels of dhatu’s.
Eerst ontstaat rasa (plasma) en daaruit rakta (hemoglobine, bloedbestanddelen). Door rakta wordt mamsa (spierweefsel) gevormd en van daaruit achtereenvolgens meda (vetweefsel), asthi (botweefsel), majja (beenmerg) en tenslotte shukra, het voortplantingssysteem (inclusief hormoonhuishouding).
Mala’s zijn uitscheidingsproducten. Men onderscheidt drie mala’s: mutra (urine), sveda (zweet) en purisa (ontlasting). Evenals voor de dosha’s en de dhatu’s geldt ook voor de mala’s dat deze bij gezondheid in harmonie zijn. Bij een duidelijke overmaat of tekort kan ziekte ontstaan. De tridosha, de dhatu’s en de mala’s besturen alle aspecten van de mens en houden het leven in stand.
Men onderscheidt drie belangrijke constitutietypen bij de mens: het vata-type, het pitta-type en het kapha-type. De dosha die het meest overheerst bij de bevruchting, bepaalt het patroon van de mens die wordt geboren. Dat patroon blijft het hele leven bestaan. Wanneer door een bepaalde oorzaak een dosha uit balans raakt, spreken we van een overheersende of een zwakke dosha. Wanneer bijvoorbeeld iemand een kapha-constitutie heeft, bedoelt men dat die dosha overheerst. Overigens spelen vata en pitta dan wel degelijk een rol. Verder kunnen ook twee dosha’s overheersen. Dan spreekt men van een gemengde constitutie.
In de ayurveda bestaat een uitgebreide kennis over embryologie, het beenderstelsel, gewrichten, ligamenten, spieren, lichaamskanalen, vaten en marma’s. Marma’s zijn punten of plaatsen in het lichaam waar vitale delen, bepaalde vaten, ligamenten en beenderen met elkaar zijn verbonden. In deze vitale punten zetelen de levenskrachten. Iedere plek heeft haar eigen symptomen. Er zijn 107 marma’s. Kennis van de marma’s is voor de chirurg van groot belang. Wanneer ze bij operaties worden beschadigd, kan dat ernstige gevolgen hebben. Marma’s komen voor een deel overeen met de acupunctuurpunten uit de Chinese geneeskunde.