Diagnose bij Ayurveda
In de ayurveda besteedt men veel aandacht aan het stellen van een nauwkeurige diagnose. Stelregel daarbij is: ‘Wie de delen kent, kent nog niet het geheel.’ Het diagnostisch onderzoek omvat een uitvoerige anamnese en een gedetailleerd lichamelijk onderzoek. De belangrijkste aspecten daarvan worden hierna besproken.
Onderzoek naar constitutie.
Algemene kenmerken van vata-, pitta- en kapha-constituties worden gevraagd en geobserveerd. Wanneer men een beeld heeft van het constitutietype, weet men welke dosha-dominantie in aanleg aanwezig is.
Onderzoek van tridosha.
In dit deel van het diagnostisch proces vormt men zich een beeld van de overheersende of verzwakte dosha’s in de actuele situatie. Wanneer de specifieke kwaliteiten die passen bij een evenwichtige dosha, niet of in mindere mate aanwezig zijn, duidt dit op een verstoring van tridosha. Dit geeft een belangrijke aanwijzing voor de diagnose.
Onderzoek van de dhatu’s.
Aan de hand van deze beoordeling is het mogelijk individuele verschillen in weerstand en vitaliteit vast te stellen. Verhouden de dhatu’s zich op een juiste manier, dan is er sprake van een sterk en krachtig mens die is begiftigd met gunstige omstandigheden, spanningen kan verdragen, een stevige pas heeft en beschikt over een welluidende zachte stem. Zo iemand is gelukkig, welvarend, vreugdevol en eerzaam. Hij wordt langzaam oud, is goed tegen ziekte bestand en heeft veel kinderen. Wanneer deze kenmerken bij iemand niet aanwezig zijn, duidt dit op verstoring in een of meer dhatu’s. Specifieke kenmerken van een stoornis worden voor elke dhatu beschreven.
Observatie van lichamelijke aspecten.
Men beoordeelt onder andere de conditie van nagels, zintuigen, tong, tanden, extremiteiten, schaduwbeeld, spiegelbeeld, huidskleur, vettigheid van het lichaam en ademhaling.
Beoordeling van lichaamsgeuren, smaken, geluiden.
De arts probeert een indruk te krijgen van de lichaamsgeuren. Ook kijkt hij hoe vliegen, luizen en andere dieren omgaan met de smaken/geuren van de patiënt. Dit kan een aanwijzing geven over bederf van lichaamssappen (bijvoorbeeld diabetes). Hij bestudeert met het oor de geluiden in de ingewanden, de gewrichten, het hart en de longen. Ook de kwaliteit van de stem wordt beoordeeld.
Onderzoek met duim en handpalm.
Het hele lichaam van de patiënt moet met de duim worden beklopt en daarna met de handpalm gepalpeerd, bedrukt, gerekt en beklopt. Hierbij let men onder andere op de volgende punten: is het lichaamsdeel koud of warm, vochtig of droog, licht of zwaar, gevoelig of ongevoelig, stijf of soepel, pijnlijk of niet pijnlijk, vast of vloeibaar.
Polsdiagnostiek.
Vanuit de ayurveda-gedachte zendt elke cel via de bloedstroom een uniek signaal naar het hart. Al deze signalen worden omgezet in pulsaties. Deze pulsaties geven een gedetailleerd beeld van de dosha-patronen. Via palpatie van de arteria radialis is het mogelijk nauwkeurig dosha- en subdosha-patronen te onderscheiden en daaruit diverse ziekten af te leiden. De techniek bestaat uit het voelen van de pulsaties met drie vingers op de polsarterie. De vata-pols met de middelvinger en de kapha-pols met de ringvinger. Bij de man voelt men de arteria radialis rechts en bij de vrouw links.
Door middel van deze polsdiagnostiek zou het niet alleen mogelijk zijn bestaande ziekten te diagnosticeren, maar ook ziekten die nog niet aanwezig zijn, te traceren.
Onderzoek van faeces, urine en zweet.
De verschillende aspecten en eigenschappen van deze mala’s worden beoordeeld. Op grond hiervan kan men aanwijzingen krijgen voor de diagnose.