Psychotherapie (alternatieve vormen)
Geschiedenis van psychotherapie
Diagnostiek van psychotherapie
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
Psychoanalyse
Freud ontdekte dat patiënten zich onder hypnose traumatische gebeurtenissen die ze uit hun bewuste geheugen hadden verdrongen, weer konden herinneren. Freud ging ervan uit dat deze onderdrukte herinneringen vaak de oorzaak waren van neurotische symptomen. Het is alsof begraven gifstoffen aan de oppervlakte komen in de vorm van symptomen (zenuwtrekjes, obsessies, angsten etc.). Door het onderdrukte materiaal weer in het bewustzijn toe te laten, kunnen opgekropte gevoelens die eraan ten grondslag liggen, worden bevrijd. Op deze manier kan neurotisch gedrag verdwijnen. Freud constateerde voorts dat hypnose niet de beste manier was om de onderdrukte emoties aan de oppervlakte te brengen. Hij stelde dat het noodzakelijk was dat patiënten zelf het onderdrukte materiaal bewust moesten doorwerken. In de psychoanalyse worden patiënten dan ook bij normaal bewustzijn teruggevoerd tot de traumatische oorsprong van hun problemen. Tijdens de psychoanalyse ligt de patiënt in het halfdonker op een divan, terwijl de psychoanalyticus uit het zicht achter hem/haar zit. De patiënt praat over zijn leven, gevoelens, angsten en wensen. De analyticus volgt en analyseert deze vrije associaties. Psychoanalytische psychotherapie gaat uit van het referentiekader van de psychoanalyse, maar is minder diepgaand. Ook de behandelingssetting is anders; patiënt en therapeut zitten tegenover elkaar.
Gedragstherapie
Gedragstherapie vindt haar oorsprong in de experimenten van de Russische geleerde Ivan Pavlow (1849-1936). Bekend zijn de proefnemingen die hij met honden deed. Hij kon honden aanleren te gaan kwijlen bij het geluid van een bel door ze steeds bij een belsignaal eten te geven. Het kwijlen trad na verloop van tijd ook op bij het horen van de bel alleen. Verder merkte hij op dat honden ‘neurotische reacties’ gingen vertonen, als ze met een tegenstrijdig signaal werden geconditioneerd. Dit trad bijvoorbeeld op wanneer het krijgen van voedsel vergezeld ging van een elektrische schok. Deze reacties konden overigens door verdere conditionering weer worden opgeheven. Gedragstherapeuten gaan ervan uit dat de hier genoemde mechanismen ook opgaan voor de mens en dat het mogelijk is bepaalde psychische gedragingen aan te leren omdat dit geconditioneerde reflexen zijn. De psychologen J.B. Watson en B.F. Skinner zijn de voormannen van deze leertheorie. Gedragstherapie verdiept zich in principe niet in de oorzaken van het gedrag. Men richt zich direct op het probleemgedrag. Het ongewenste gedrag wordt afgeleerd en zo nodig wordt ander gedrag aangeleerd. Zo geeft men bijvoorbeeld bij alcoholverslaafden een middel dat misselijkheid teweegbrengt bij het drinken van alcohol. Sinds enkele decennia richt de gedragstherapie zich niet enkel meer op uiterlijk waarneembaar gedrag en emoties (overt behaviour) maar ook op gedachten en cognities (cover behaviour). Tegenwoordig wordt de stroming dan ook veelal aangeduid met ‘cognitieve gedragstherapie’. Er zijn vele technieken afgeleid van of verwant aan de ideeën uit de gedragstherapie. Voorbeelden van gedragstherapie zijn: reciproke inhibitie, systematische desensitisatie, operante deconditionering en rationeel-emotieve therapie.
Humanistische psychologie
De principes van de humanistische psychologie zijn geformuleerd door Abraham Maslow (1908-1970). Centraal in de filosofie van deze stroming staan de aspecten: persoonlijke groei, eigen verantwoordelijkheid, het levenslange leerproces van het bestaan, leren gebruiken van gevoelens en emoties, leren wat plezier en spelen betekent en erkenning van een spirituele dimensie in de mens. De humanistische psychologie is vooral een product uit de jaren zestig. De aandacht voor de groeibeweging in dit decennium werd goed verwoord door W.C. Schutz: ‘We leren manieren om ons lichaam meer levend te maken, gezonder, lichter, buigzamer, sterker, minder gauw vermoeid, gracieuzer en meer in harmonie met de omgeving. Het zijn ook manieren om meer te voelen, doelmatiger te functioneren, verbeelding en creativiteit te vergroten. We zijn beter in staat om de wereld aan te kunnen, liefde te geven en te ontvangen.’ Binnen het raamwerk van de humanistische psychologie is een scala van uiteenlopende therapieën ontstaan. Hellinga (1989) vermeldt dat men aan het eind van de jaren zestig zo’n 120 vormen van psychotherapie afkomstig uit de humanistische psychologie kon benoemen. Een groot deel van deze therapieën is inmiddels verdwenen. De bekendste, die de tand des tijds hebben doorstaan, zijn de Rogeriaanse therapie (cliëntgerichte psychotherapie) en de Gestalttherapie.
Transpersoonlijke psychologie
Deze richting wordt naast de psychoanalyse, gedragstherapie en humanistische benadering in de psychotherapie aangeduid als de vierde stroming. Transpersoonlijke psychologie, ook wel transcendente psychologie genoemd, is gericht op het bevorderen van mystieke, psychische en spirituele ervaringen. Dit is geen doel op zichzelf, maar de benadering is erop gericht bij te dragen aan het verdiepen van de mogelijkheden van de mens. De transpersoonlijke psychologie ontkent niet het nut van de drie andere hoofdstromingen. Zij maakt juist gebruik van deze verscheidenheid aan benaderingen. Ook voor deze stroming is een aanzet gegeven door Maslow, die in dit verband spreekt over ‘metabehoeften van de mens’. Als grondleggers voor de transpersoonlijke psychologie worden vooral Jung en Assagioli genoemd. Belangrijke hedendaagse representanten zijn: Ken Wilber en Roger Walsh. Boorstein (1980) zegt over deze stroming: zij overstijgt de traditioneel beperkende opvatting over de menselijke mogelijkheden. Door deze benadering wordt de reikwijdte van de psychotherapie uitgebreid met het spirituele en mystieke element. Een van de opvallende aspecten van deze vorm van psychologie is dat religieuze en mystieke tradities uit Oost en West in contact worden gebracht met de menselijke groei. Disciplines die passen binnen de transpersoonlijke psychologie zijn soms eerder filosofieën dan therapieën. Voorbeelden zijn: zen, tao, christelijke en joodse mystiek, soefisme, boeddhisme en verschillende meditatievormen. Om een indruk te geven van de terreinen waarop de transpersoonlijke therapie zich begeeft, volgen hier enige steeds terugkerende onderwerpen uit de Journal of Transpersonal Psychology: veranderde bewustzijnstoestanden, vorming van transcendentie, mystiek en schizofrenie, het cultiveren van intuïtie, mythen en symboliek, archetypen en fysiologie van de meditatie.