Inleiding Bio-elektrische therapieën
Geschiedenis van Bio-elektrische therapieën
Filosofie van Bio-elektrische therapieën
Diagnostiek van Bio-elektrische therapieën
Therapie van Bio-elektrische therapieën
Geneesmiddelen van bio-elektrische therapieën
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
De gemeenschappelijke theoretische achtergrond van de bio-elektrische therapieën wordt verwoord in twee belangrijke concepten: de systeemtheorie en het basisbioregulatiesysteem. In de systeemtheorie (Bertalanffy, 1968) wordt de mens beschouwd als een biologisch en psycho-sociaal systeem. Het organisme is in deze theorie een op zichzelf staande eenheid die uit verschillende niveaus is opgebouwd. Per niveau kunnen verscheidene subsystemen worden onderscheiden (bijvoorbeeld celniveau, orgaanniveau).
De subsystemen en niveaus vormen daarbij een samenhangend geheel en staan in wederkerige relatie. Iedere verandering die zich in een bepaald systeem voltrekt, leidt hierdoor tot een verandering in de ordening van het geheel. Het betreft hier dus een zelforganiserend systeem met eigenschappen die het resultaat zijn van dynamische interacties, zowel binnen het systeem als tussen het systeem en de buitenwereld. In deze zienswijze ligt de nadruk op interacties en processen van voortdurende katabole afbraak en anabole opbouw. De processen zijn gericht op continue handhaving (homeostase) en vernieuwing. In het algemeen worden deze processen gestuurd door zogenaamde regelmechanismen die worden gekenmerkt door een referentie (norm) waaraan het proces wordt getoetst en een terugkoppelmechanisme,waarmee het proces (aan de hand van de referentie) wordt gestuurd.
Elk individu is daarbij zijn eigen referentie. De hier beschreven systeemtheorie vormt de basis voor het tweede theoretische model, het basisbioregulatiesysteem. Dit concept zou kunnen worden gezien als het communicatienetwerk binnen de systeemtheoretische benadering van de mens. Het basisbioregulatiesysteem is een uitwerking en uitbreiding van het grondsysteem van Pischinger. Prof. dr. A Pischinger (1899-1983) bestudeerde in zijn histologisch-embryologisch instituut in Wenen het weke bindweefsel, zoals dat wordt aangetroffen in het embryonale mesenchym en in alle celrijke weefsels. In dit weke bindweefsel, dat 60% van het totale menselijk weefsel omvat, overheersen de cellen en de extracellulaire vloeistof. De vezelmassa is hier sterk gereduceerd. Dit celrijke losmazige bindweefsel noemt hij grondweefsel. Dit grondweefsel, dat in latere publicaties ook wel grondsysteem, grondregulatiesysteem, (transit)mesenchym en recent in Nederland basisbioregulatiesysteem wordt genoemd, is opgebouwd uit:
a. cellen. Dit zijn fibroblasten (histiocyten, macrofagen, lymfocyten, plasmocyten en mestcellen);
b. extracellulaire vloeistof. Het levensnoodzakelijke medium voor de cellen; deze vloeistof is zeer omvangrijk, ongeveer achttien liter;
c. capillairen (haarvaten) en lymfevaatjes. De capillairen maken geen direct contact met de orgaancellen. Alle stoffen die uit de capillairen treden, komen eerst terecht in de extracellulaire vloeistof. Vervolgens reageren die stoffen met de bindweefselcellen en pas daarna volgt de invloed op de specifieke orgaancellen;
d. neurovegetatieve eindtraject. Dit laatste stuk van het netwerk van het autonome zenuwstelsel eindigt vrij in het extracellulair volume. Al deze kleine zenuwuiteinden maken dus geen direct contact met de specifieke orgaancellen. De neurotransmitters (zoals noradrenaline en acetylcholine) beïnvloeden dus de samenstelling van de extracellulaire vloeistof en de bindweefselcellen;
e. proteoglycanen. Prof. dr. Heine (anatomisch instituut universiteit Witten/Herdecke) heeft onderzoek gedaan naar eiwitsuikermoleculen. Hij heeft aangetoond dat deze proteoglycanen als een aaneengesloten netwerk door het gehele grondsysteem aanwezig zijn. Alle cellen kunnen via dit netwerk met elkaar communiceren.
Bovenstaande houdt in dat de stoffen uit het bloed, zoals zuurstof en voedingsstoffen, via het grondweefsel de orgaancellen bereiken. Tevens betekent het dat de prikkeloverdracht van een zenuwcel op een orgaancel niet plaatsvindt via een klassieke synaps maar dat aan de zenuwuiteinden de neurotransmitters worden afgegeven die via het grondsysteem de orgaancel bereiken.
Dit grondweefsel is in feite voorgeschakeld, gaat als het ware vooraf aan de orgaancellen in ons lichaam. Het grondweefsel is door het hele lichaam aanwezig en staat rechtstreeks in verbinding met grondweefsel elders. Het systeem omspoelt en reguleert alle organen en reageert steeds als een eenheid. Dit grondweefsel is de plaats waar de belangrijkste levensverrichtingen worden gereguleerd.
Elementaire processen als stofwisseling, doorbloeding, temperatuurregulatie, celademhaling, energiehuishouding en zuur-base-evenwicht vinden hier plaats. Via het grondweefsel kan informatie worden verspreid door het hele lichaam door neurotransmitters, metabole stoffen, immuuncellen en endocriene substanties. Ontstaat er ergens in het organisme een storing, dan worden in het grondweefsel de eerste maatregelen getroffen. Dat betekent dat een prikkeling op een plaats in dit systeem niet alleen ter plekke maar ook op afstand reacties kan geven.
Het grondweefsel van Pischinger en Heine is als theoretisch model voor verschillende alternatieve geneeswijzen, met name voor de bio-elektrische therapieën, uitgewerkt aan de Utrechtse universiteit door de celbioloog dr. R. van Wijk en medewerkers. Men spreekt dan van het basisbioregulatiesysteem. Het basisbioregulatiesysteem is een holistisch regulatiesysteem in het menselijk lichaam. Dit systeem maakt het mogelijk dat de veelheid aan lichaamselementen zich manifesteert als een geheel. Een goed functionerend basisbioregulatiesysteem is derhalve essentieel voor het handhaven van een optimale interactie van de mens met zijn omgeving en daarmee voor het handhaven van de gezondheid.