Inleiding van natuurgeneeskunde
Geschiedenis van natuurgeneeskunde
Filosofie van natuurgeneeskunde
Diagnostiek van natuurgeneeskunde
Therapie van natuurgeneeskunde
(Bron: Geneeswijzen in Nederland,
Paul van Dijk, arts)
Natuurgeneeskunde is een geneesmethode die streeft naar de gezondheid van de mens, waarbij de beginselen en de wetten van de natuur worden geëerbiedigd. Om dit te bereiken wordt uitsluitend gebruikgemaakt van natuurlijke hulpmiddelen, dat wil zeggen die middelen die voldoen aan het constructieve beginsel in de natuur. Hieronder verstaat men het ordenend principe dat opbouwt, herstelt en gericht is op vervolmaking van de natuur. De meest gebruikte therapieën zullen hier worden besproken.
Spijsverteringstherapieën
Hiermee beoogt men het in zijn natuurlijke evenwicht terugbrengen van het spijsverteringskanaal. De voeding is daarbij een van de belangrijkste mogelijkheden tot herstel.
Drie grondprincipes vormen de basis van zijn therapie:
a. ontzien van het spijsverteringskanaal;
b. reiniging van het spijsverteringskanaal
c. training van het spijsverteringskanaal.
Ad a. Het spijsverteringskanaal kan worden ontzien door vasten of door een uitgebalanceerd dieet. Ook bepaalde maatregelen die ervoor zorgen dat gezonde eetgewoonten worden ontwikkeld, waardoor de darm zo weinig mogelijk wordt belast, zijn van belang. Tot deze maatregelen behoren: met kleine hapjes tegelijk eten, langzaam en tevreden eten, goed kauwen (50 keer per hap), elke hap goed proeven en met speeksel vermengen, het aantal maaltijden per dag tot twee beperken, waarbij de avondmaaltijd vervalt. Het dieet wordt gekenmerkt door twee produkten: de melk (eventueel ook karnemelk of magere biogarde), die wordt gezien als ontgiftingsmiddel en als belangrijkste drager van vitale voedingsstoffen, en het kuurkadetje. Dit zijn drie dagen oude wittebroodkadetjes die niet vers, maar ook niet brokkelig mogen zijn. Zij moeten nog elastisch aanvoelen. Alleen daardoor leert men met kleine hapjes te eten en elke hap 50 keer te kauwen. Als de hap voldoende is gekauwd, neemt men een klein slokje melk (ongeveer een theelepel). Brood en melk worden goed met speeksel vermengd en daarna kan het worden doorgeslikt. Men mag zoveel eten dat er geen hongergevoel meer aanwezig is. Per dag is 500 tot 800 ml melk toegestaan. Tussen de twee maaltijden drinkt men kruidenthee (lindebloesem, pepermunt, kamille, melisse e.a.) en mineraalwater. Het vasten volgens Mayr houdt in dat men alleen thee en mineraalwater drinkt en geen voedsel tot zich neemt. Na dit theevasten schakelt men langzaam over op licht verteerbare kost, zoals kwark, geraspte appel, havermoutpap en dergelijke.
Ad b. Het reinigen van de darm vindt plaats door ’s ochtends na het opstaan een afgestreken koffielepel bitterzout op een beker lauwwarm water in te nemen. De concentratie van deze zoutoplossing komt ongeveer overeen met die in het bloed. Een half uur daarna begint men aan het ontbijt. Door de laxerende werking van dit zout worden allerlei voedselresten, die een toxische invloed hebben op het bloed, losgemaakt en verwijderd. Het reinigen van de darm wordt verder bevorderd door het drinken van relatief grote hoeveelheden (ongeveer twee liter) mineraalwater.
Ad c. De training van de darm vindt plaats door een manuele buikbehandeling. Dit is een vorm van massage, vergelijkbaar met de automatische massage die optreedt bij een goede buikademhaling, waarbij de verschillende delen van de darm met zacht drukkende bewegingen worden gestimuleerd. Hierdoor wordt de opname van voedingsstoffen uit de darm geactiveerd, worden de afvalproducten uit de darm sneller afgevoerd en neemt de productie van spijsverteringssappen toe. Het gevolg van deze massage is vaak dat de buikomvang afneemt, de kleur van de huid verbetert en de werking van de verschillende organen in de buik optimaler wordt. De spijsverteringstherapie volgens Mayr omvat de bovengenoemde drie onderdelen. Het eerste onderdeel kan in verschillende variaties worden uitgevoerd. Het vasten vindt vrijwel alleen plaats in kuuroorden. Het melk-wittebrooddieet kan worden uitgevoerd terwijl de patiënt zijn dagelijkse bezigheden voortzet. Vaak ook wordt dit dieet minder streng uitgevoerd en mogen naast melk en wittebrood ook andere, de darm niet belastende voedingsmiddelen worden genomen. Ook spreekt men wel van een kleine Mayrkuur. Hiermee wordt bedoeld, dat men zich beperkt tot het melk-wittebrooddieet en de onder b en c genoemde onderdelen weglaat. Een therapie volgens Mayr kan één tot vier weken duren. Indicaties zijn vooral: lever-, galblaas-, maag-, darm-, huidklachten, reumatoïde artritis, astmatische bronchitis en vetzucht.
Vasten
Het vasten werd reeds bij de Mayr-kuur genoemd en ook bij de voedingstherapie van Ann Wigmore komt vasten ter sprake. Onder vasten wordt verstaan het afzien van vast en vloeibaar voedsel, uitgezonderd water, kruidenthee, vruchten- en groentesappen. Het vasten treft men aan als onderdeel van vrijwel alle wereldgodsdiensten. Het laatste gebruik in onze samenleving wat dit betreft, is het zich onthouden van vlees op vrijdag bij de rooms-katholieken. Ook via de allochtonen komen we in aanraking met het vasten tijdens de Ramadan. In de natuurgeneeskunde is het vasten een belangrijke therapeutische methode. Het is de meest effectieve methode om het lichaam van afvalstoffen te ontdoen. Men kan onmiddellijk met het vasten beginnen; beter is echter het lichaam voor te bereiden door twee à drie dagen van tevoren hoofdzakelijk rauwkost of alleen vloeibaar voedsel te gebruiken. Voorafgaand aan en tijdens het vasten wordt de darm gereinigd met behulp van klysma’s.
De klysma’s worden ’s morgens na het wakker worden en ’s avonds voor het naar bed gaan gezet. Hongergevoelens treden tijdens het vasten meestal niet op, soms in lichte mate gedurende de eerste drie dagen. Tijdens de kuur is de uitscheiding via de huid door transpiratie erg sterk. Ook de adem kan een onwelriekende geur hebben. Het vasten mag niet plotseling worden gestopt. Een geleidelijke overgang vindt plaats via waterpap, melkpap en rauwkost naar de gewone voeding. Veelal stelt men dat de overgangsperiode net zo lang moet duren als de vastenperiode. Er zijn verschillende vormen van vasten mogelijk. Incidenteel een dag vasten zonder regelmaat wordt afgeraden. Wekelijks één dag vasten kan zinvol zijn bij overgewicht en ter ontlasting van de stofwisseling. Twee à drie dagen vasten kan geïndiceerd zijn bij acute maag- en darmstoornissen, gebrek aan eetlust, allergieën en na niersteenkolieken. Ook bij verkoudheid wordt dit vasten geadviseerd. Mensen met overgewicht kunnen onder begeleiding elke twee weken twee à drie dagen vasten. Langere vastenkuren worden meestal in kuuroorden of in ziekenhuizen uitgevoerd. De lengte van een vastenkuur kan variëren van vijf tot tien dagen. Gedurende deze dagen mag alleen kruidenthee worden gedronken, in totaal één à twee liter per dag. Ook zijn er vastenkuren waarbij men alleen groente- en/of vruchtensappen gebruikt. Dit laatste heet sapvasten of sapkuren. Het heeft als voordeel, dat tijdens de vastendagen wel vitaminen en mineralen door het lichaam worden opgenomen. De sappen worden mondjesmaat met kleine slokjes gedronken. Indicaties voor vasten zijn: spijsverteringsstoornissen, overgewicht, chronische ontstekingen, chronisch gebrek aan eetlust en vele andere chronische klachten. Contraindicaties zijn: tuberculose, kanker en schildklieraandoeningen.
Braakkuren
De braakkuur is meestal onderdeel van de ontgiftingskuur. De bedoeling van de kuur is de maag schoon te maken, waardoor het vermogen van de darm om afvalstoffen uit het lichaam te resorberen toeneemt. Men neemt of ’s ochtends of ’s avonds na een lichte maaltijd een lepel braakmiddel. Een kwartier na de eerste inname neemt men een tweede lepel. Dit herhaalt men tot maximaal zes keer. Het is de bedoeling dat de patiënt drie keer braakt, waarbij onder braken wordt verstaan drie braakgolven. Als braakmiddel worden onder andere gebruikt: syrupus ipecacuanhae, zure lobeliatinctuur, Spaanse-pepertinctuur of Engelse mosterd. Na het braken volgt het verdere programma van de ontgiftingskuur. Dit programma bestaat meestal uit vasten, het houden van sapdagen en het kwarkvasten.
Darmbaden
De bedoeling van de darmbaden, ook wel klysma’s genoemd, is de gifstoffen die zich in de darm hebben opgehoopt, te verwijderen. Het is onder andere geïndiceerd bij verkoudheid, infecties, acute obstipatie en vergiftigingen. Ook vinden klysma’s toepassing tijdens vastenkuren (zie boven). Hoe eerder en vaker tijdens de eerste fase van de ziekte de darmledigingen plaatsvinden, des te sneller worden de giften afgevoerd en herstelt het lichaam zich. Men gebruikt een klysmaspuit of klisteerzak en vult deze met één tot twee liter water. Bij ziekten van de buik neemt men in plaats van water lauwe kamillethee. De temperatuur van de vloeistof is bij rillerige mensen warm (maximaal 45°) en bij warm aanvoelende mensen 20-26° en normaal 37° C. Men brengt in gehurkte houding of op een kruk leunend of zittend op het toilet het voorstuk in de anus en laat de vloeistof langzaam inlopen. Eerst laat men een halve liter inlopen, na enige tijd nogmaals een liter, eventueel daarna nog anderhalve liter. Bij kinderen neemt men eenderde van deze hoeveelheden. De klysma’s worden ten minste tweemaal per dag toegediend.
Hoge darmbaden
Deze baden, die ook wel colonbaden of colonhydrotherapie worden genoemd, werken eveneens mee aan de uitscheiding van giftige producten, maar dan over een veel groter gebied van de darm. Bij deze methode wordt de hele dikke darm gespoeld met vijftien tot twintig liter water of een kruidenaftreksel met een temperatuur van 37° tot 40°C. Het lange mondstuk aan de slang van de irrigator wordt daartoe ongeveer vijftien centimeter in de darm geschoven. Men kan maximaal twee tot vier liter vloeistof binnenhouden. Het is zaak, dat men probeert het vocht gedurende enige tijd (twintig minuten) vast te houden. Daarna ontlast de darm zich met grote snelheid. De behandeling kan eventueel worden gecombineerd met massage van de buik. Niet alleen de darm wordt gespoeld, maar ook de nieren en de blaas krijgen een bad, doordat de vloeistof uit de darm wordt opgenomen, getuige de verhoogde urineproductie. Er is een speciale stoel voor deze darmbaden in de handel, ontworpen door de Weense arts Von Borasari. Veelal geschiedt deze therapie in aansluiting op of ter ondersteuning van een vastenkuur. Naast de genoemde ontgiftende werking is deze therapie van toepassing bij chronische obstipatie, huidaandoeningen en andere chronische klachten. Contra-indicaties zijn: diverticulitis, colitis, maligne gezwellen en een sterk verminderde vitaliteit. Een nadeel is dat belangrijke bacteriën in de darm ook worden uitgewassen. De Nederlandse arts A. ten Haaf heeft veel met deze hoge darmbaden gewerkt.
Zontherapie (heliotherapie) en lichttherapie (fototherapie)
Bij deze therapievormen wordt gebruikgemaakt van de heilzame werking welke zonlicht (chelios = zonlicht) of kunstlicht kan hebben. De Deen Finsen (1860-1904) heeft de lichttherapie opnieuw gepropageerd als medische behandelingsmogelijkheid. Hij behandelde met succes mensen met lupus. In Nederland heeft de lichttherapie vooral bekendheid gekregen door het werk van dr. D.G. Mulder. Hij opende in 1923 een licht-therapeutisch instituut in Bandung (Indonesië). In 1938 werd in Den Haag de eerste Nederlandse Instelling voor Lichttherapie opgericht. De huid is het contactorgaan tussen de buitenwereld en het inwendige lichaam. De huid heeft een belangrijke rol als zuiveringsorgaan. Afvalstoffen kunnen via de huid worden uitgescheiden. Om deze functie optimaal te vervullen is er energie nodig. Deze energie wordt onder meer verkregen via het zonlicht. De zon is tevens essentieel voor de productie van vitamine D.
Zonlicht kan men direct ontvangen in de buitenlucht. De ochtendzon zou het beste tijdstip zijn voor een zonnebad, omdat het therapeutische effect van de zonnestralen dan maximaal is en de bijwerkingen minimaal. Een overdosering van zonlicht is, zoals bekend, een risico voor huidkanker. Onderdoseringen benadelen de zuiveringsfunctie van de huid. Wanneer onderdoseringen niet voldoende worden aangevuld door zonlicht kan worden gekozen voor kunstmatig verkregen licht. Zo kan gebruik worden gemaakt van infrarood licht (infraroodtherapie) om warmte op te wekken, van ultraviolet licht (UVtherapie). Het lichaam kan in zijn totaliteit beschenen worden, of geconcentreerd op specifieke punten bij bijvoorbeeld oververmoeidheid, infectieziekten, huidaandoeningen, reuma, anorexia en cara. Bekend is de lichttherapie voor pasgeborenen die geelzucht (hyperbilirubinemie) hebben en de combinatie van ultraviolet licht met psoralenen (= chemotherapeuticum) bij psoriasis. Deze vorm van fotochemotherapie is bekend onder de naam PUVA. Contra-indicaties zijn: acute dermatitis, leveraandoeningen en tuberculose. Lichttherapie kan door iedereen ook thuis worden toegepast. In de winkel zijn apparaten te koop en via de Thuishulp te huur, waarmee men zelf lichttherapie kan toepassen. Deze toepassing zou vooral zinnig zijn bij winterdepressies of bij symptomen van de ‘winterblues’. Deze symptomen zijn: vermoeidheid, somberheid, lusteloosheid, slaapstoornissen optredend in de herfst en de winter tot aan het vroege voorjaar. Sommige psychiatrische klinieken behandelen mensen met ernstige seizoensgebonden depressies ook met lichttherapie. Voor meer informatie over lichttherapie zie ook onder kleurentherapie (hoofdstuk 22).
Luchttherapie
Verblijf in de buitenlucht, voor zover deze zuiver is, heeft een positieve invloed op de functies van het lichaam. Dit geldt in het bijzonder voor een zieke. De uitscheidingsorganen huid en longen worden door de buitenlucht geprikkeld om optimaler te functioneren, waardoor meer slakken uit het lichaam kunnen verdwijnen. Verblijf in de buitenlucht wordt meestal gecombineerd met beweging en licht. Het regelmatig wassen van de huid kan de inwerking van de lucht vergroten, de huidfunctie neemt erdoor toe. Vooral het dagelijks borstelen van de huid wordt in de natuurgeneeskunde aangeraden.
Ademhalingstherapie
Ook ademhalingstherapie kan men zien als een vorm van luchttherapie. Als zodanig sluit deze behandelingsmogelijkheid aan bij de natuurgeneeskunde. Er zijn vele verschillende scholen binnen de ademhalingstherapie. Tijdens de ademhaling verruimt en verkleint de borstkas zich. Dit gebeurt door de beweging van de ribben, ondersteund door de werking van het middenrif. De inademing gebeurt tegen de zwaartekracht in. Terwijl het middenrif vlakker wordt verruimen de ribben zich in zowel voor-, achter- als zijwaartse richting. Aan de onderzijde rust het middenrif op de bovenste buikingewanden. Inademend worden de buikingewanden naar beneden gedrukt en wordt de buik boller. In het algemeen is men het eens over de indeling in drie typen ademhaling: de borstademhaling, flankademhaling en de buikademhaling. Bij de uitademing ontspant het diafragma zich, waardoor de buik platter wordt en de ruimte in de borstholte wordt verkleind zodat de lucht wordt uitgeademd. Bij de flankademhaling wordt de borstkas bij het ademen breder en smaller. Ook dit ademhalingstype vindt plaats met behulp van de tussenribspieren. Bij het breder worden van de borstkas geschiedt de inademing, bij het smaller worden de uitademing. Soms wordt ook nog gesproken over een schouderademhaling. Dit is een vorm van borstademhaling waarbij de schouders naar boven en naar achteren worden getrokken bij de inademing. Hierdoor worden vooral ook de longtoppen bij de ademhaling betrokken.
De borstademhaling komt vaak voor bij jonge vrouwen en bij buikpijn. De flankademhaling is te zien bij atleten die in actie zijn. De buikademhaling zien we vooral bij baby’s. In het algemeen wordt gesteld dat de westerse mens door zijn gespannen bestaan een te oppervlakkige ademhaling heeft, die meestal beperkt blijft tot te veel borstademhaling. Een optimale ademhaling is een combinatie van de drie genoemde typen, waarbij het accent in de ademhalingstherapie vaak op de buikademhaling ligt, omdat dit type het meest verwaarloosd is. Wanneer de spanning in het leven hoog is, hetgeen bij veel patiënten het geval is, kruipt ook de ademhaling steeds weer omhoog (Balfoort en Van Dixhoorn, 1979). Een onjuiste of onvolledige ademhaling kan leiden tot klachten, die overigens vaak niet worden herkend als zijnde het gevolg van de incorrecte ademhaling. De verschillende scholen binnen de ademhalingstherapie leggen hun accenten wat betreft de etiologie van klachten op verschillende plaatsen. Sommigen zeggen, dat een onvolledige ademhaling vooral klachten geeft door een relatief zuurstofgebrek. Doordat de brandstof van de lichaamscellen onvoldoende aanwezig is, kunnen allerlei klachten ontstaan. Anderen leggen de nadruk op het feit, dat door de eenzijdige ademhaling de natuurlijke massage van de buikorganen ontbreekt doordat het middenrif bij de ademhaling nauwelijks meedoet.
Bij een buikademhaling worden darmen en buikorganen ritmisch gekneed, zodat allerlei klachten als obstipatie, lever- en galwegstoornissen niet of minder gauw optreden. Weer anderen kennen veel waarde toe aan de functie van het middenrif bij de buikademhaling in verband met de gunstige werking op het hart. Bij een juiste ademhaling zouden de kransslagaders van het hart zich door de onderdruk in de thorax beter vullen, waardoor allerlei klachten als angina pectoris, decompensatio cordis, myocarditis en infarcten minder voorkomen. Door de bewegingen van het diafragma, waardoor het hart ritmisch langer en korter wordt, zou dit effect nog eens worden ondersteund. Andere ademtherapeuten stellen, dat veel klachten ontstaan doordat bij een verkeerde ademhaling het sympathische zenuwstelsel voortdurend wordt overbelast.
De meeste therapieën zijn erop gericht de oppervlakkige borstademhaling te vervangen door een diepere buikademhaling. Accenten kunnen ook hier verschillen. De een besteedt meer aandacht aan buikademhaling, de ander aan flankademhaling. Zo ligt de nadruk in de ademhalingsmethode van de Amsterdamse zangpedagoog Len del Ferro vooral op de flankademhaling. Hij wijst op het grote belang van het middenrif bij de ademhaling. Zijn methode wordt vooral toegepast bij stotteren en hyperventilatie. Het stotteren wordt volgens Del Ferro veroorzaakt door een coördinatiestoornis tussen het middenrif en de hersenen. Stotteraars worden behandeld door het middenrif te ontspannen en te spreken bij het uitademen. Dit in tegenstelling tot de gangbare logopedische benadering, waarbij men juist de nadruk legt op het spreken bij de inademing.
Van Dixhoorn ontwikkelde een eigen methode voor adem- en ontspanningstherapie, waarbij hij vooral het accent legt op de samenhang tussen de bewegingen van de wervelkolom en de ademhaling. Door een reeks instructies en handgrepen nemen overspanning en stressklachten af, terwijl de stressbestendigheid toeneemt. Van Dixhoorn promoveerde op een onderzoek naar het effect van zijn methode bij hartpatiënten. De medische consumptie over een periode van vijf jaar bleek bij patiënten die de methode van Van Dixhoorn volgden significant afgenomen. Een geheel andere benadering wordt voorgestaan in de Buteyko-methode. Dit is een ademhalingsmethode die halverwege de vorige eeuw ontwikkeld is door de Russische hoogleraar Buteyko. Hij gaat ervan uit dat een aantal chronische ziekten, waaronder astma en allergieën, wordt veroorzaakt door bovenmatige longventilatie. Hij stelt dat de meeste mensen te diep ademen. Wanneer de ademhaling oppervlakkiger wordt uitgevoerd verdwijnen deze ziekten. Hij ontwikkelde een trainingsprogramma waarin mensen met astma na een week minder klachten zouden hebben. Hierdoor zouden ze hun medicatie drastisch kunnen verlagen. Ademhalingstherapie wordt vaak uitgevoerd in het kader van yoga(therapie), mazdaznan, antroposofische geneeskunde, verschillende massagevormen, rebirthing en bij ontspanningstherapieën. Al naargelang deze achtergrond wordt de therapie bijvoorbeeld gecombineerd met yogaoefeningen, zangoefeningen, zoemoefeningen, bewegingsoefeningen, ontspanningsoefeningen, schreeuwoefeningen, geleide fantasie en kleurademen. Voorts is ademhalingstherapie een onderdeel van de reguliere fysiotherapie en logopedie. Indicaties voor ademhalingstherapie zijn: astma, bronchitis, emfyseem, hyperventilatie, hartkloppingen, duizeligheid, angina pectoris, pijn op de borst, stotteren, slapeloosheid, hoofdpijn, hypertensie en hypotensie.
Hydrotherapie
Er zijn vele soorten behandelingen met water gangbaar in de natuurgeneeskunde. Voorbeelden zijn: wrijfbehandelingen, afwassingen, pakkingen, wikkels, omslagen, kompressen, peloïden, begietingen en baden.
Zweetkuur
Met de zweetkuur beoogt men de lichaamssappen te ontslakken, te reinigen. Eindproducten van de stofwisseling, een overmaat aan zouten, bacterietoxinen en lichaamsvreemde stoffen worden via het zweten door de huid verwijderd. Zoals bekend kan het transpiratievocht vrij giftig zijn. Er is verschil in giftigheid tussen actief zweten en passief zweten. Het actieve zweet is aanzienlijk giftiger, hetgeen betekent dat de ontgifting door dit proces het meest effectief is. Men spreekt van actief zweten als de transpiratie door actieve zweetarbeid is verkregen. Passief zweten houdt in: het opwekken van transpiratie zonder spierarbeid te verrichten (baden, wikkels, sauna, medicamenten enz.). Naarmate de giftigheid van het zweet afneemt, wordt het transpiratievocht minder onaangenaam ruikend. Voor de natuurarts is de transpiratiegeur dan ook zowel kwalitatief als kwantitatief een maat voor de gezondheid van de patiënt.
De hoofdindicatie voor een zweetkuur is de behandeling van acute infectieziekten. Men dient in een zo vroeg mogelijk stadium van de infectie met de kuur te beginnen, als het kan in de incubatietijd. Men is dan met de therapie de natuur een stap voor, doordat men voor de aanvang van de ziekte de afweerkrachten mobiliseert, de temperatuur verhoogt en de uitscheiding van toxinen door de huid en slijmvliezen doet toenemen, waardoor de bacteriën minder kans krijgen. Op deze wijze kan een infectieziekte worden verhinderd of in heftigheid afnemen. Ook chronische infectieziekten kunnen met zweten worden behandeld. Hier bestaat een voortdurende strijd tussen aanval en afweer. Door het zweten krijgt het afweersysteem een enorme ruggensteun, zodat de prognose verbetert. Behalve door inspanning, baden, wikkels en sauna kan het zweten worden gestimuleerd door medicamenten. Voorbeelden hiervan zijn flores tiliae (lindebloesemthee), flores sambuci (vlierbloesemthee), flores chamomillae (kamillethee), ammoniakpreparaten en antimoonverbindingen. De laatstgenoemde twee middelen bevorderen in lage dosering de huidademhaling en in hogere dosering de zweetsecretie. Indicaties voor deze kuur zijn onder andere: reuma, vetzucht, jicht, chronische bronchiaalcatarre en bronchi-ectasieën.
In de natuurgeneeskunde wordt verder nog gebruikgemaakt van de volgende therapiemogelijkheden en geneeswijzen: acupunctuur, bewegingstherapie, massage, homeopathie, fytotherapie, manuele therapie, chiropractie, neuraaltherapie, enzymtherapie, celtherapie, koortstherapie, symbiontherapie, endobionten, aderlaten, bloedzuigers, aderlaten, mesotherapie, ozontherapie, eigen-bloedtherapie, urinetherapie en roederen. Ook vormt de psychotherapie in toenemende mate een belangrijk onderdeel van de natuurgeneeskundige behandeling.